Het begrip ‘beperkte mobiliteit’ slaat niet enkel op personen in een rolstoel. Het gaat over iedereen die tijdelijk of permanent problemen ondervindt bij het zich verplaatsen. Dit kan zijn door verminderde fysieke, zintuiglijke of geestelijke capaciteiten, of het gevolg zijn van een bepaalde situatie.

Zo vallen de volgende personen onder de definitie van ‘reizigers met beperkte mobiliteit’: een persoon die zich met krukken of in een rolstoel verplaatst, een blinde of slechtziende persoon, een dove persoon, een stomme persoon, een oudere persoon, een persoon die bagage vervoert, een persoon met een kinderwagen, enz.

De spoorwegmaatschappij mag niet weigeren om aan een persoon met beperkte mobiliteit een vervoerbewijs te verkopen. Ze mag hiervoor ook geen extra kosten aanrekenen.

Verder mogen spoorwegmaatschappijen niet eisen dat reizigers met beperkte mobiliteit begeleid worden, tenzij dit echt noodzakelijk is. 


Wanneer u dat vraagt, moet de spoorwegmaatschappij u informatie geven over de toegankelijkheid.

Als u niet op de trein mag of als ze eisen dat u begeleid wordt, dan kan u de spoorwegmaatschappij verplichten om binnen de vijf werkdagen een schriftelijke reden te geven.


Stations, perrons, treinen enzovoort moeten toegankelijk zijn voor personen met een beperkte mobiliteit.

Als er geen personeel in de buurt is moet de spoorwegmaatschappij ervoor zorgen dat reizigers met  beperkte mobiliteit zelf overal naartoe kunnen, voor zover dat haalbaar is. 


Het vragen van hulp moet altijd gratis zijn (bijvoorbeeld met een gratis telefoonnummer).

Voor het in- en uitstappen, moeten ze u helpen als u:

  • dat minstens 48 uur op voorhand vraagt;
  • staat te wachten op de afgesproken plek. Ze mogen u niet vragen om daar langer dan een uur op voorhand te zijn. Werd er u geen uur meegedeeld? Dan wordt u daar minstens een half uur voor het vertrek verwacht.

Als u wilt vertrekken zonder dat u op voorhand hulp heeft gevraagd, dan moet de spoorwegmaatschappij er alles aan doen om te zorgen dat u toch kan reizen.


Als de spoorwegmaatschappij een hulpmiddel voor personen met een beperkte mobiliteit verloren laat gaan of kapotmaakt, dan moet ze dat volledig betalen.